‘Ik heb een fantastisch leven gehad’

Van Billie Holiday kreeg ze – ‘in haar nadagen’ – een fles naar het hoofd. ‘Jaloezie heb ik gekend, op leven en dood. Ik had een van de groten in Amerika kunnen worden.’ Pia Beck viert op 1 oktober haar 75ste verjaardag en zestigjarig artiestenjubileum. In stijl. ‘Zelf was ik de eerste vrouw die in smoking optrad.’

Sinds 1965 woont ze met haar vriendin Marga in Zuid-Spanje. In het schilderachtige dorpje Churriana, waar Hemingway zijn mooiste boeken schreef. ‘Voor mij ligt de zee, en als ik omkijk zie ik de bergen. Een oase van rust en schittering. En: ik ben er onvindbaar voor enge toeristen.’

Nu zit ze op het terras van Huis ter Duin in Noordwijk. Het gezicht als een schilderij, de haren roerloos in de wind. Pia Beck is diva bij geboorte. Ze voelt zich in Spanje veel lichter, speelser soms, maar toch: ‘Af en toe wil ik hier zijn. Ik ben een enorme patriot. Eigenlijk ben ik stapelgek op Holland.’

Met aftrek van de verloedering. ‘Er wordt geen mooi Nederlands meer gesproken. Ik versta de mensen nauwelijks. Alles is “je” geworden, “u” is er niet meer bij. Dit land was juist bekend om zijn hoffelijkheid, maar het lijkt wel of iedereen bang is geworden voor etiquette. Soms moet ik een firma bellen, dan hoor ik aan de andere kant alleen maar verveelde keelklanken. Zonde.’

De jazzpianiste vindt het Nederlandse publiek maar oubollig. ‘Als ik vroeger in de Doelen in Rotterdam speelde en het gordijn opentrok, raakte ik opgewonden van de mooie mensen. Alleen maar goed geklede vrouwen. Nu is het een grijze massa, niet bepaald een publiek dat uit de bol gaat. Het handgeklap is ook al zo houterig. Precies, je hoort er altijd de klompendans doorheen. Ik heb ooit geprobeerd om de mensen te leren klappen op 2 en 4, niet op 1 en 3. Het wil maar niet lukken in de polder.’

Eisen
Voor haar jubileumgala heeft ze ferme eisen gesteld. Op zaterdag 1 oktober wordt in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag haar 75ste verjaardag en zestigjarig artiestenjubileum gevierd. En daar bovenop: de verschijning van haar zestigste productie, dit keer in de vorm van een boek/cd, 45 jaar samen met Marga Samsonowski, en het was 25 jaar geleden dat de jazzvirtuoos haar comeback maakte in het Circustheater in Scheveningen.

‘Op mijn gala kom ik te voorschijn met het groot orkest van Dolf de Vries, jonge kerels om me heen, prachtige arrangementen. De zaal had wel drie keer uitverkocht kunnen zijn, maar 40 procent haakte af toen ze hoorden dat niemand er zonder avondkledij inkomt. Ik ga op zo’n dag niet voor een jeanspubliek spelen. Zelf was ik de eerste vrouw die in smoking optrad.’

Boek
Uit haar boek The touch of my life, waarin ze haar vleugel het levensverhaal van Pia Beck laat vertellen en verklaren, komt een vrouw gevallen die de extreme roem en de goot heeft gekend. Een lesbo die de liefde laat prevaleren boven het succes. Een gek mens met principes die anderen pijn kan doen, maar het blijven liefdevolle beschadigingen. ‘Ik schaam me nergens voor,’ zegt ze trots. En voor de wankelmoedigen onder ons: ‘Verdriet kan productief zijn als je het de juiste plaats weet te geven.

‘Een jaar of negen geleden stierf mijn lievelingshond Bianca. Ik had die dag twee concerten en ik kon niet zingen. Spelen ging nog, maar om te praten en te zingen was de brok in de keel te groot. Later heb ik een liedje voor Bianca geschreven. Een beeldschone melodie en een pakkende tekst. Toen was ik het kwijt.’

Straks gaat haar vleugel de deur uit. ‘Het klimaat in Spanje is niet goed voor het prachtige hout. Nou, dat verdriet heb ik dus weggeschreven in mijn boek. Ik laat mijn vleugel praten. In de toekomst ga ik op een mooi wit elektronisch vleugeltje spelen.’

Moeder
Het verlies van haar moeder is niet te sublimeren. ‘Ineens voel je dat je wees bent. Dat gevoel blijft. Tien jaar na haar dood denk ik soms nog: even mama bellen. Dan rijd je weer daar en opeens zie je je moeder. Ik heb haar tot de laatste dag begeleid. Een keer in de maand ging ik voor haar in het verpleeghuis spelen. Toen pas ontdekte ik dat ze best trots was op haar meisje dat zo vroeg de deur uit was gegaan en een voor die tijd revolutionaire seksuele geaardheid ten toon had gespreid. Van het gevoel wees te zijn, kom je niet meer af.’

Nu ze 75 is, wil ze liever niet meer praten over haar lesbische geaardheid. ‘De gedachte dat ik nog een jonge meid moet bespringen, komt niet bij mij op. Ik heb het grootste goed van een relatie kunnen bewaren: vriendschap. Erotiek dooft uit, vriendschap niet. Laatst had ik een interview met Henk van der Meyden. Tot driemaal toe heb ik hem tot de orde moeten roepen. Hij kwam steeds terug op mijn lesbisch zijn. Alsof een tragedie als de Koersk mij zou ontgaan. Dat grijpt mij dieper aan dan het bed.

‘Natuurlijk heb ik voor mijn eer moeten vechten. In de Vliegende Hollander in Scheveningen kwam een gezelschap binnen dat zich ostentatief neerzette op de dansvloer van de bar. Het bleken artiesten te zijn. Ik kende ze niet. Later vernam ik dat Ank van der Moer er was, en Jan Retèl. De laatste keek naar mij en toen naar zijn vrienden en hij maakte een gebaar met de vlakke rechterhand op de linker. Ik stopte met spelen. Zei: “Meneer, ik denk te weten wat u bedoelt en dat bevalt mij niet. Ik wil dat u en uw vrienden de zaak nu verlaten.” Zo’n insinuerend handje is mij te grof. Ik heb het gisteren weer meegemaakt in een restaurant in Scheveningen. Een vader die mij had herkend, liet zijn zoon meteen weten wie ik was: klopje met de hand.’

Pia Beck kan geen noot lezen. Op haar vierde speelde ze accordeon. Twee jaar later gitaar. ‘Ik ben geboren met zigeunertalent. Ik heb een muzikaal gevoel en geheugen. Als ik met Marga naar de film ga en prachtige muziek hoor, kan ik die thuis meteen naspelen, inclusief de arrangementen.’

Oscar Peterson zei ooit dat ze de beste jazzpianiste ter wereld was. In 1952 werd Pia Beck op de cover van Time uitgeroepen tot The Flying Dutchess. Ze speelde in alle beroemde jazzclubs van Amerika en Canada. Met Pia’s Boogie scoorde ze een wereldhit. De machtigste impresario van Hollywood zei haar in die dagen: ‘Ik maak van jou een nieuwe Vivian Blaine.’ Zelf heeft de pianiste geen hoge pet op van haar spel. ‘Ja, ik heb de flair en de techniek en ik heb er een leuk praatje bij. Als je in Amerika vlekkeloos in twaalf talen kunt zingen, ben je een wereldwonder. Maar ik moet het van mijn uitstraling hebben, niet van mijn spel.

Troost

‘Ella Fitzgerald is het hoogste, ontroerend mooi. Ik heb nu een bandje in de auto van een Nederlandse pianist. Ik ken zijn naam niet, ik weet alleen dat hij blind is. Als ik die man hoor spelen, lopen de tranen over mijn wangen. Nee, ik heb nog nooit platen van mezelf gedraaid.’ Er is troost: ‘Alles wat ik mooier heb dan Louis Armstrong is meegenomen. Die man kon ook niet zingen, hij verkocht een image. Dat doe ik beter.’

Haar succes is niet geheel toevallig. De Nederlandse pianiste heeft een gevoelig oog voor pracht en praal, voor smaak en présence. Het is een deel van haar enigszins mysterieuze imago. Daarnaast heeft ze een eigen aanslag op de piano en een eigen timbre in de stem. ‘Als ik in een taxi zit en twee woorden zeg, word ik meteen herkend.

‘Ik had een van de groten in Amerika kunnen worden. Ik ben er doorgebroken en heb het vijftien jaar volgehouden. Steun alom, van Erroll Garner, Oscar Peterson, Nat King Cole, Teddy Wilson, Dizzy Gillespie. Maar Marga had drie kinderen en haar ex-man de voogdij. Die zei nee tegen Amerika. Einde verhaal. En ik had ook wel heimwee naar de Vliegende Hollander in Scheveningen.’

Ach jaloezie, zucht ze. ‘Ik heb het gekend, op leven en dood. In Chicago gooide Billie Holiday een fles naar mijn hoofd omdat ik in de betere jazzclub mocht optreden. Zij was in haar nadagen. Sarah Vaughan duwde een verjaardagstaart in mijn gezicht. In Nederland draaiden muzikanten hun hoofd om. De orkestleider van de Ramblers pestte mij tijdens repetities zo genadeloos dat de jongens van de band gegeneerd wegkeken. Het venijn van Corry Brokken hield niet op en ik werkte op het humeur van Rita Reys als een rode lap op een stier. Ik blijf zeggen dat zij de beste zangeres van Nederland is.’

Comeback
Over de impresario’s die haar hebben bestolen, kan de pianiste een zwartboek schrijven. ‘Tot op de dag van heden word ik genaaid. Na mijn comeback in 1975 zei Seth Gaaikema: “Pia, jij moet bij Joop van den Ende – hij kan je groot maken.” Joop vroeg wat ik wilde verdienen voor tachtig concerten. Ik had iets van 1500 gulden in mijn hoofd. Maanden later had ik nog steeds niets gehoord. Tijdens een etentje bij Henk van der Meyden zat ik naast de directeur van een cultureel centrum. Hij zei: “Wat heb jij toch voor Joséphine Baker-allures aangenomen? Hoe haal je het in je hoofd 7000 gulden voor een optreden te vragen, dat betaalt geen theater.” Het is nooit meer goed gekomen tussen Joop en mij. Achteraf ben ik wel blij dat ik niet in de stal van Goede Tijden Slechte Tijden terecht ben gekomen.’

Ze is niet onbemiddeld, zegt ze. Haar geld heeft ze buiten de muziek verdiend. ‘Ik had de mooiste nachtbar van Torremolinos. Altijd propvol, internationaal publiek. Maar toen kwamen al die Nederlanders die achter een colaatje voor twee gingen zitten. Zij wilden aan de polonaise. Mede door toedoen van een louche zakenman moest ik het faillissement aanvragen. Ik had niets meer. Ik heb mijn vleugel, een originele Gotrian Steinweg, verkocht aan een Amerikaanse multimiljonair. In zijn testament stond dat ik mijn vleugel na zijn dood terugkreeg.

‘Ik begon reisgidsen te schrijven. Daar heb ik tonnen mee verdiend. Vervolgens kwam ik in de makelaardij terecht. Ik heb veel verkocht aan Amerikanen, niet aan Nederlanders. Die kwamen met hun zwarte centjes naar mij toe, daar wilde ik niet aan. Na mijn comeback in 1975 kon ik mij weer helemaal op de muziek richten. Gelukkig maar, ik kan niet zonder. Na drie maanden zonder muziek ben ik thuis niet meer te harden.’

Gloriedagen
Dope heeft ze niet gekend, drank wel. ‘In mijn gloriedagen dronk ik een fles whisky per dag. Het is eigen aan het jazzmilieu. In mijn begintijd, bij The Millers, was er een jongen van het orkest die zich schaamde voor zijn overmatig drankgebruik. Hij had thuis een aquarium staan met namaakvisjes. Dat had hij vol laten lopen met jenever. Hij dacht: dan ziet niemand dat ik aan de fles ben.’

Vader Beck was procuratiehouder. Hij had voor zijn dochter een andere bestemming in gedachten dan een jazzkroeg. ‘Aan het eind van de oorlog was ik achttien. Ik was gevraagd als vocaliste en pianiste door de Millers. Nou, dat wilde ik wel. Thuis zei ik dat ik de boer op ging om eten te zoeken. Op een dag vroeg mijn vader: “Naar welke boer moet je vandaag?” Ik stamelde iets over een boer in Utrecht. Mijn vader zei: “Okay, dan ga ik mee.” We reden samen op de fiets Den Haag uit. Toen heb ik hem verteld dat ik bij The Millers speelde. Mijn vader is die avond mee geweest. We hebben hem moeten afvoeren, helemaal teut.

‘Na de bevrijding mocht ik met The Millers mee naar het Belgische Dinant. Daar was een Amerikaanse officiersclub. Voor een weekje. Ik ben negen maanden gebleven, tot groot verdriet van mezelf en van mijn moeder. Na Dinant volgde Duitsland. The Millers bleven muzikaal stilstaan, ik wilde vooruit. Het afscheid was zwaar. De ochtend dat The Millers naar Kassel vertrokken, zat ik op de stoep in Den haag naast mijn rode autootje. Terwijl ik daar zat te janken, zag ik opeens dat er water uit de auto liep. Radiator lek. Mijn autootje huilde mee.’

Sportauto’s
Pia Beck is gek op sportauto’s. ‘Ik heb er wel 47 gehad. Met mijn eerste heb ik direct mijn opa in het bejaardenhuis opgehaald. Reden we samen rondjes op de boulevard in Scheveningen. Ik hoor de mensen nog roepen: “Die auto heeft ze van die ouwe”.’ Vertederd spreekt ze over haar Dodge Dart GT. ‘Ik heb er laatst in Spanje nog een rally mee gewonnen. Een triomftocht langs de kust van Malaga.’

Pia Beck verstaat de kunst van het oud worden. Vredig als een oud fotoboek maakt ze de dagen vol met zwemmen, muziek, roken en denken. Ze heeft nagedacht over haar dood. ‘Vroeger wilde ik met pracht en praal begraven worden. Nu denk ik: heengaan in stilte is toch chiquer. Als mijn as verstrooid wordt op een goeie plek, is het allang goed.’

Ze is ereburger van New Orleans en Atlanta, maar niet van Den Haag. En ze heeft nog steeds geen lintje. Dat knaagt. ‘Op een vorig jubileum kreeg ik van burgemeester Havermans een vaas met het wapen van Den Haag erin. Niet eens een oorkonde, en een lintje al helemaal niet. Ergens wordt een veto tegen mij uitgesproken. Nijpels, Dijkstal, Jorritsma, ze hebben mij een voor een voorgedragen – zonder succes. Als ik er nu nog een krijg, denk ik dat ik mijn aansteker pak.’

Lintje
Verdrietig: ‘Tegenwoordig krijgt in Nederland iedereen een lintje. Wat heb ik in godsnaam misdaan? Ik ben trendsetter geweest, heb de Amerikanen de schoonheid van bloembollen en tulpen leren kennen, heb overal in de wereld gespeeld. Nog is het niet genoeg. Zelfs het ereburgerschap van Den Haag kan er niet af. Het is altijd mijn grote wens geweest om voor koningin Juliana te mogen spelen. Met Beatrix heb ik minder. Ja, misschien staat Marga het lintje in de weg.’

Glamour en glitter zeggen niet alles over prominenten, weet de pianiste uit ervaring. ‘Ik heb Freddy Heineken goed gekend. Hij wilde altijd wel wat. Saaie man. Toen ik nog in de Vliegende Hollander speelde, kwam een grote textielbaron mij vragen of ik voor hem geen Indonesisch meisje wilde versieren. Petits gens, petites histoires.’

Ach, ook deze Nederlandse icoon ontleent haar autoriteit aan de wereld. ‘Ik heb voor het Engelse koningshuis gespeeld, voor generaal Eisenhower, voor modekoningen en intellectuelen. Een paar jaar geleden kreeg ik een telefoontje uit Amerika. Of ik direct het vliegtuig wilde nemen voor de verjaardagspartij van Walter Conkrite. De legendarische Amerikaanse opiniemaker wilde mij er absoluut bij. Met of zonder lintje, ik heb een fantastisch leven gehad.’

Categories